De materiaaleigenschappen van bouten en moeren zijn vastgelegd in de Europese norm EN 20988 deel 1.
De eigenschappen van bouten en moeren worden bepaald door de samenstelling. Koolstof is in staal het meest bepalende element. Daarnaast worden toevoegingen gebruikt als Borium (Bo) Mangaan (Mn) en Chroom (Cr). Naast de aanwezigheid van deze elementen is het toepassen van een speciale warmtebehandeling (verhitten, afschrikken en ontlaten; in het Engels heet dit Quenched and Tempered) onderdeel van de fabricagemethode.
De belangrijkste “kwaliteiten“ zijn:
Materiaalaanduiding | Koolstofgehalte | Overige elementen | Warmtebehandeling | |
Minimaal.. | Maximaal | |||
4.6 | 0,55 | Geen | Geen | |
8.8 | 0,15 | 0,40 | B of Mn of Cr | Quenched and Tempered |
0,25 | 0,55 | Geen | ||
10.9 | 0,25 | 0,55 | Geen | |
0,20 | 0,55 | B of Mn of Cr | Quenched and Tempered | |
0,20 | 0,55 | Cr en Mo | ||
12.9 | 0,20 | 0,50 | Cr, Mo en/of Ni | Quenched and Tempered |
Duidelijk is, dat behalve het staal 4.6, alle staalsoorten voor bouten en moeren hun sterkte voor een belangrijk deel verkrijgen door een speciale warmtebehandeling: Quenched and Tempered.
Bij restauratiewerkzaamheden gebeurt het wel dat bouten of moeren vastgelast worden. Dit heeft een desastreuze uitwerking op de kwaliteit van het staal. De sterkte gaat voor een belangrijk deel verloren en er is een aanzienlijk gevaar voor scheurvorming (tijdens gebruik). Dit zeker bij bouten/moeren 10.9 en 12.9. Niet doen dus!
De betekenis van de kwaliteitsaanduiding met cijfers
De sterkte van metalen (dus ook van staal) kan worden gekenmerkt met de begrippen rekgrens en treksterkte. De rekgrens is de spanning waarbij het materiaal meer dan 0,2 % (blijvend) plastisch vervormd (daar moeten we dus ruimschoots beneden blijven). De treksterkte is de spanning waarop het materiaal uiteindelijk bezwijkt.
Bij de kwaliteitsaanduiding van bouten en moeren geven de cijfers informatie over de sterkte in relatie tot de treksterkte en de rekgrens. Het cijfer voor de punt, vermenigvuldigd met 100 geeft de treksterkte van het materiaal in N/mm2. Het getal er achter, vermenigvuldigd met 10 geeft aan waar de rekgrens ligt in percentage van de treksterkte.
Voorbeeld:
Een 8.8 bout heeft een treksterkte van 8 x 100 = 800N/mm2
Bij deze bout ligt de rekgrens op 80% van de treksterkte en dat is 640 N/mm2
Belangrijk is te weten dat hoe dichter de rekgrens bij de treksterkte ligt des te minder rek bij breuk aanwezig is. Het materiaal wordt “brosser” en de risico’s voor plotselinge breuk worden groter.
Ook is het belangrijk te weten dat in dynamisch belaste toepassingen de hoogwaardige bouten een groter risico hebben voor vermoeiingsbreuken. Daar waar een 4.6 bout geen enkel risico heeft voor vermoeiingsscheuren kan een 12.9 bout binnen de kortste keren kapot zijn. Hoe sterker hoe beter geldt dus niet!
Hoe herken ik de kwaliteit van de bout.
De kwaliteit van de bout is veelal te herkennen aan de informatie op de kop. Sommige fabrikanten zetten hun naam of een afkorting daarvan op de kop naast de kwaliteitsaanduiding. De fabrikanten zijn n de kwaliteitsaanduiding niet eenduidig. De volgende identificatiekenmerken komen voor:
Een 4.6 bout
Bij deze kwaliteit zijn er verschillende mogelijkheden:
- er staat niets op;
- het midden van de kop is verlaagd;
- er staat het getal 4.6 op.
Een voorbeeld hiervan (4.6).
Een 8.8 bout
Iedere 8.8 bout zal enig kenmerk hebben. Dit is ook het belang van de fabrikant.
De volgende kenmerking komt voor:
- er staat het getal 8.8 op;
- er staan drie streepjes op die gericht zijn op de hoekpunten van de zeskant (zie foto)
Een voorbeeld hiervan (8.8).
Een 10.9 bout
10.9 bouten zijn hoogwaardige bouten en worden meestal gebruikt voor de dragende en zwaar belaste delen.
De kenmerking is:
- op basis van het getal 10.9;
- zes streepjes die gericht zijn op alle hoeken van de zeskant.
Een voorbeeld hiervan (10.9).