De ontstekingsvolgorde van motoren hangt voornamelijk af van de vorm van de krukas. Bij lijnmotoren zijn de volgende mogelijkheden:
- Bij een viercilinder lijnmotor zijn er slechts twee mogelijkheden: 1-3-4-2 of 1-2-4-3
- Bij een zescilinder lijnmotor zijn er vier mogelijkheden: 1-5-3-6-2-4; 1-2-4-6-5-3; 1-4-2-6-3-5; 1-4-5-6-3-2
In geval van V-motoren zijn de mogelijkheden anders:
- Een V-vier: Deze heeft altijd dezelfde volgorde; 1-3-2-4
- bij een V-zes motor zijn er twee mogelijke volgorden; 1-4-5-6-2-3 of 1-2-5-6-4-3
- bij een V-8 motor zijn er drie mogelijke volgorden; 1-6-3-5-4-7-2-8; 1-5-4-8-6-3-7-2; 1-8-3-6-4-5-2-7
Belangrijk is in dit geval natuurlijk de nummering van de cilinders. De formele definitie van de nummering is uiterst onhandig. Een eenvoudige beschrijving is als volgt: De telling begint aan de kant die tegenover de koppeling ligt (veelal is dit de kant waar de waterpomp en de v-snaar zit. Bij een lijnmotor wordt dan eenvoudig doorgenummerd. Bij een V- en boxermotor begint de nummering met de cilinder die het verst van de koppeling afligt. De nummering wordt vervolgd aan dezelfde zijde en vervolgens wordt de andere zijde vanaf de andere kant in dezelfde telrichting afgewerkt.